Polly

 

Arend en Maaike wonen in de Eikenlaan.

Op nummer 37.

Het is een brede laan met allemaal hoge oude bomen langs de stoep.

Ze wonen met mamma en pappa in een mooi, groot huis met een rieten dak.

Een ‘twee onder één kap’ huis noemen mamma en pappa het. Dat is een huis waar maar aan één kant buren wonen onder hetzelfde dak.

Aan de andere kant niet. Daar zit eerst de garage en dan nog een steegje tussen de volgende garage en een volgend huis.

Door dat steegje kun je naar de achtertuin. Door het ene hekje kom je in de tuin van Arend en Maaike en door het andere hekje in de tuin van mevrouw Achterberg.

Mevrouw Achterberg is een oude dame die alleen op nummer 35 woont. Ze heeft gauw last van de kinderen en ze vindt al gauw dat die twee te veel lawaai maken naar haar zin. En als dat gebeurt, tikt ze met haar wandelstok op de ramen. Op die wandelstok zit een dikke zilveren knop. En dat maakt dan een geweldig kabaal. Arend trekt dan een lange neus en dan wordt ze nog kwaaier! Kan hem niks schelen. Akelig mens!

Arend hoopt dat ze een keer de ruit stuk slaat.

 

Tjonge….wat hebben Maaike en Arend toch een hekel aan mevrouw Achterberg.

Mevrouw Blom aan de overkant is wel aardig.

Mevrouw Blom is veel jonger dan mevrouw Achterberg. Ze woont samen met vier katten en een hond in een vrijstaand huis op nummer 28.

Vandaag steken Arend en Maaike voorzichtig de straat over en bellen aan op nummer 28. Even later gaat de deur open en staat mevrouw Blom in de opening. In haar hand heeft ze een hondenriem.

En aan die riem zit Polly.

Polly is een lichtbruine Cocker Spaniel en wordt vaak door Arend en Maaike uitgelaten.

Ze staat al te kwispelen met haar lange pluimstaart. Die staart is er helemaal. Geen klein knotje.

‘Hij is met die staart geboren en hij mag hem houden ook’ had mevrouw Blom tegen de fokker gezegd. En daarom kan Polly kwispelen, net als alle andere honden met een echte staart.

Voorzichtig neemt Maaike de riem van mevrouw Blom over.

‘Goed oppassen hoor,’ zegt mevrouw Blom. Arend en Maaike knikken. Ze zijn al druk bezig met Polly die aan de riem trekt. hij wil graag aan de wandel en ruikt in de lucht of er geen andere honden in de buurt zijn.

‘Polly.. af!’ roept Maaike en trekt hard aan de riem. Dat moet, heeft mevrouw Blom gezegd.

‘Als hij trekt, geef je maar een flinke ruk aan de riem. Net zo lang tot hij rustig is,’ zei ze en Maaike volgt die raad gehoorzaam op. Na een paar rukken kijkt Polly verontwaardigd om.

‘Hé …moet dat nou zo..?’ lijkt hij te zeggen…..maar hij wordt wel rustig en met zijn drieën wandelen ze de straat uit naar het park. Onderweg snuffelt Polly aan alle grassprietjes en boomstammetjes en hij doet af en toe een heel klein plasje.

Arend heeft niet veel geduld.

‘Moet dat nou elke keer,’ moppert hij als ze weer eens stil staan.

‘Ach Iaat hem nou’ zegt Maaike ‘het is een hond hoor, en die doen dat nou eenmaal.’

Als ze bij het park komen, rent Arend vooruit naar de vijver. Maar daar is Polly het niet mee eens en begint ook weer te rennen. Die wil wel achter Arend aan.

Maaike moet wel mee!

‘Arend wacht nou even, niet zo snel. Ik kan Polly bijna niet houden!’

Ze rent achter Polly aan die steeds harder begint te trekken. Ze wordt een beetje bang. . .  het gaat te hard!

Bommm . . . . . . .  daar heb je ‘t al. Languit valt Maaike in het gras. Ze wordt een stukje meegetrokken door Polly en dan pas laat ze de riem los.

‘AAAREEEND! ! ! ! ! !

Maaike schreeuwt het uit.

Arend kijkt eindelijk om en ziet Polly heel hard op zich afkomen. Voor hij erop verdacht is springt Polly tegen hem op en daar ligt ook Arend in het gras. Polly rent verder en gaat aan de waterkant luidkeels tegen de eenden staan blaffen. Een paar eenden die erg dicht bij de kant zwemmen, maken luid kwakend en spetterend dat ze wegkomen.

Arend staat op en wacht op Maaike die aan komt rennen.

‘Waarom liep je nou zo hard weg. Ik kon haar niet meer houden’

De tranen staan in haar ogen.

‘Kom, we moeten haar gauw weer te pakken krijgen,’ zegt Arend en ze rennen samen naar de waterkant. Polly heeft inmiddels een geweldige ruzie met de eenden. En een grote zwaan komt dreigend naar de kant zwemmen. Zijn vleugels gebogen boven zijn rug. Polly begint steeds harder te blaffen en de eenden laten zich ook niet onbetuigd. Het is een leven van jewelste.

Plotseling kan Polly zich niet meer inhouden.

Vlak voordat Maaike de riem weer zal pakken, neemt ze een reuzensprong het water in, naar de zwaan.

Deze schrikt even terug maar gaat dan in de aanval. Woedend pikkend en slaand met zijn vleugels achtervolgt hij Polly die niet weet wat hem overkomt.

De druktemaker blijkt toch minder moedig dan al het geblaf doet vermoeden en zo snel mogelijk zwemt hij naar de kant.

Arend buigt voorover om hem snel bij zijn halsband te pakken. De kant is nogal hoog voor zo’n klein hondje. De zwaan komt klapperend en spetterend naar de kant. Arend buigt zich nog verder en dan…! In zijn haast om Polly te pakken, kijkt hij niet goed uit…. Zijn voet glijdt uit…….en op zijn achterste glijdt hij de kant af en komt naast Polly in het water te zitten. Polly zet zich op hem af en staat op de kant.

Maaike kijkt even verschrikt, maar als ze Arend zo in het water ziet zitten, kan ze haar lachen niet meer inhouden en ze proest het uit.

Maar Polly neemt wraak voor Arend. Vlak naast Maaike besluit Polly dat hij natter is dan hij eigenlijk leuk vindt en begint zich maar eens goed uit te schudden. Een regen van druppels water en modder wordt over Maaike uitgestort tot ze er net zo uit ziet als Polly en Arend.

Drie keer drijfnat en vies.

Langzaam lopen ze terug naar huis. Polly is heel mak en trekt niet meer.

‘Wat zal mevrouw Blom wel zeggen,’ zucht Maaike. Arend haalt zijn schouders op, hij weet het ook niet maar is er niets gerust op.

‘We mogen Polly vast nooit meer uitlaten,’ zegt hij.

Steeds langzamer en langzamer lopen ze. Vlak voor ze bij het huis van mevrouw Blom aanko­men, blijven ze staan.

‘Ik durf niet,’ zegt Maaike.

‘Ik ook niet.’ Arend kijkt naar Maaike en Maaike kijkt naar Arend. Ze weten niet wat ze doen moeten.

‘Wat staan jullie hier nou?’ klinkt plotseling een stem achter hen. Ze maken bijna een sprongetje van schrik en draaien zich om. Daar staat mevrouw Blom. Ze heeft boodschappen gedaan en is op weg naar huis.

‘Wat is er met jullie gebeurd.’ lacht ze. ‘Wat zien jullie eruit en Polly ook. Hebben jullie gezwommen of zo?

Ze schatert het uit en de kinderen kijken elkaar opgelucht aan.

Ze is dus niet boos, gelukkig maar.

‘Nou, kom maar snel mee en vertel het binnen maar eens. Dan kunnen we jullie eerst eens een beetje toonbaar maken. Jullie moeder zal niet weten wat ze ziet als jullie zo thuiskomen.

Onderweg naar het huis van mevrouw Blom vertellen de kinderen wat er gebeurd is. Gelukkig is mevrouw Blom niet boos. Ze krijgen allebei een beker chocola­de­melk voor de schrik en ze worden schoongemaakt.

‘Zo,’ zegt mevrouw Blom, ‘nou zijn jullie weer toonbaar!

Ze bedanken mevrouw Blom en gaan naar huis.

‘Ik ga nooit meer met die hond uit’ zegt Maaike.

‘Ik ook niet’

Maar of ze dat echt nooit meer doen, is een ander verhaal.